Artikel
Ik ken Ma Koot van de Regentenstraat, waar zij net als ik jaren lang heeft gewoond, zij tot haar dood in 198... Ze was toen … jaar. Ze was ongehuwd, maar vrolijkte haar splendid isolation, zoals zij het noemde, op met het gezelschap van twee keeshonden. Als ze ze uitliet kwam ze op haar vaste rondje langs mijn huis. Een hoffelijke oude dame, altijd goedgemutst. Slecht ter been als zij was op haar oude dag, beschikte zij over een voorloper van de booster. Het was een vierwiels vehikel met benzinemotor, dat echter ook op armkracht kon worden voortbewogen middels een handmolen. Die gebruikte ze bijvoorbeeld in de Westfriese optocht, waarin zij meereed. Op andere dagen trok Ma de benzinemotor in gang en scheurde naar waar zij maar wilde. Zo zullen haar tijdgenoten zich haar herinneren, door en rond Schagen knetterend, luide converserend met haar meerijdende honden.
Zij waren de grootste attractie van de Westfriese donderdagen. Ma in haar mobiel, gekleed in kanten muts en zwarte robe, naar links en rechts knikkend als de majesteit zelve. De honden rustig naast haar op de treeplank, getooid met platte pet en een boerenzakdoek om de schouders geknoopt. De toeristen fotografeerden zich de vingers stuk. Haar deelname aan de optocht was overigens zeer omstreden. Haar motorvoertuig en haar kostuum waren noch Westfries, noch folkloristisch en pasten daarom van geen kant tussen de overige aanspanningen. Reden voor het bestuur van de stichting om Ma te verbieden nog langer in de optocht te verschijnen. Daarop zond zij het stichtingsbestuur een gloedvolle brief, waarin zij haar goede bedoelingen en de publieke belangstelling die zij trok met verve onderstreepte. Het bestuur bleef bij zijn standpunt maar verhinderde niet dat zij, achter de Uienhoop, de optocht stoïcijns bleef volgen tot groot vermaak der toeschouwers.
Ma Koot was een belezen, vriendelijke en zelfs op hoge leeftijd nog sportieve vrouw. Zo nam zij deel – op de handmolen – aan de Dam tot Dam-loop. Zij deed meer dingen die men in de vijftiger jaren een vrouw niet zag doen. Als oud-Amsterdamse had zij een seizoenkaart bij Ajax. Toen zij zich in Schagen vestigde werd zij donateur van de v.v. Schagen, waar zij zich met regelmaat langs de lijn liet zien en horen. Nog vaker kon men haar achter een likeurtje treffen in de Posthoorn, waar speciaal voor haar een fles Voorburg onder de toog stond.
Zij rookte stevig en ging graag te vissen. Hoe vaak rukte zij niet uit in haar ijzeren ros, hengel over de schouder, naar de Schager haven vanwege de daar goed begaanbare wallenkant. Aan de haven bracht zij menige middag door, in gezelschap van een baaltje halfzware shag en haar geduldige viervoeters. Vóór het naar huis gaan was zij gedwongen de achteras van haar voertuig op twee koekblikken te tillen, omdat bij het starten van de motor de achterwielen vrij moesten staan. Daarbij is eens iets misgegaan. Medewerkers van Fouragehandel Blokker moesten in allerijl toesnellen om de met kar en al te water geraakte Ma op het droge te sjorren. Enkele dagen later gooide zij er even vrolijk weer haar lijntje uit. Niet klein te krijgen.
(Met dank aan Jan Peetoom voor zijn bijdrage).