Artikel
We zien hem niet meer in het straatbeeld, de rood wit blauw gestreepte barbierstok aan de gevel van de kapper. Uit Schagen verdween de laatste toen Gerrit Krapman in 2002 zijn kapsalon aan het Noord sloot, na een knipcarrière van 68 jaar.
In de Middeleeuwen was de barbier niet alleen kapper, hij verrichtte ook chirurgische ingrepen als aderlaten en het trekken van kiezen. Na een aderlating werden de bebloede windsels aan een paal buitenshuis te drogen gehangen. Zo is de barbierstok als symbool ontstaan. En om de naargeestige relatie met bebloede verbanden te verdringen werd aan de witte en de rode baan in later eeuwen een blauwe toegevoegd. Een carrière als chirurg stond de achterop het Noord geboren Gerrit Krapman niet voor ogen, toen hij in 1934 als 14-jarige solliciteerde bij kapsalon Holtz aan de Laagzijde, die een nette leerling vroeg. Gerrit kon beginnen als inzepertje. Hij verdiende f 1,50 per week en werkte daarvoor zes dagen per week, van acht tot acht. Zijn eerste scheerles kreeg hij niet in de salon. Nee, hij mocht met zijn patroon mee naar een woning, waar een overledene stond opgebaard die een laatste scheerbeurt behoefde. Dit keer liet baas Holtz niet alleen het inzepen, maar ook het scheren aan Gerrit over. ‘Het mes zo. Huid straktrekken. Toe maar. Als je uitschiet voelt hij er niks van’.
Gerrit Krapman ontwikkelde zich bij Holtz tot een vaardige herenkapper. Toen hij dan ook in WOII werd opgeroepen voor de Arbeitseinsatz in Duitsland nam hij zijn kapperskoffertje mee op de trein. In Berlijn sprong hij eraf en ontvluchtte de bewaking. In de stad vond hij een kappersbaan, waar hij de laatste twee jaar van de oorlog kon blijven. Zo maakte hij de geallieerde bombardementen op Berlijn van nabij mee. Na de oorlog keerde hij terug naar Schagen en trad in dienst bij Willem Domper, die een kapperszaak had op het Noord. Aan die zaak, door Gerrit overgenomen in 1947, hebben talloze Schagenezen herinneringen. Voorin was het minuscule winkeltje, waar Gerrits gepensioneerde vader Klaas de verkoop van rookwaren en snoepgoed verzorgde.
Daarachter de eigenlijke kappersruimte, waaraan tot de sluitingsdag in 2002 niets wezenlijks veranderde. Langs de linkerwand de kaptafel met twee pompstoelen, wasbakken en spiegels, rechts een zitbank, wat stoelen en een leestafel. Achterin kwam in 1954 een nieuwe vinding te hangen, een elektrisch scheerapparaat, waaraan aanvankelijk alleen de durfals zich waagden. De meerderheid, beducht voor de aanraking van het gezicht met 220 volt, bleef trouw aan het scheermes van Gerrit, dat hij voor elke beurt wette op een leren riem. Knippen deed hij met de schaar, het achterhoofd werd opgeschoren met een handtondeuze. Als er naar zijn vogels werd geïnformeerd – hij was een verwoed kanariehouder – kon het zomaar gebeuren dat hij met de vraagsteller naar achteren verdween en zijn klant half afgewerkt onder de kapmantel liet wachten.
Een bezoek aan de herenkapper was in de jaren vijftig voor jong en oud een social event, de wachtruimte een praathuis. Tweemaal daags klonk van boven het ‘Gerrit, hoeveel moet er wezen?’ Dan bracht zijn vrouw Dicky koffie met koek voor allen. Gerrit Krapman werkte niet op afspraak. Zo lang je niet aan de beurt was liet je je bijpraten over wat er omging in de wereld, die nog niet veel groter was dan Schagen zelf. En wie verder wilde kijken dook in de leesportefeuille, waarin op zeker moment ook De Lach verscheen. Nederland’s eerste blootblad op de leestafel van de kapper vormde voor de jongens in de jaren vijftig de sterkst denkbare motivatie om de haren kort te laten houden.
Dat veranderde in het midden van de jaren zestig. De jongelui droegen het haar op de schouders, tot afgrijzen van hun ouders en tot leedwezen van de herenkapper. Ook Gerrit Krapman had eronder te lijden, niet in de laatste plaats omdat zijn oudste zoon Nico aan de nieuwe mode meedeed. Gerrit verbood hem zich nog in de zaak te vertonen, want wat moesten de klanten wel niet denken? Maar zoals elke mode een golfbeweging is, trok ook voor de kappers na verloop van tijd het werk weer aan. Krapman hield plezier in het scheren en knippen, ook toen hij de 65 passeerde, want ‘van zitten komt liggen.’ Maar met het stijgen der jaren slonk zijn klandizie; de kaptafel kwam vol te hangen met rouwkaarten en bidprentjes van overleden klanten. Rugklachten dwongen hem uiteindelijk tot stoppen. Gerrit Krapman overleed op 17 september 2009. Zijn kapperswinkel is te bezichtigen in Grootmoeder’s museum, Schulpweg 47, Nieuwe Niedorp.