Artikel
Een foto van het echtpaar Oudshoorn, van 1862 tot 1915 met hun gezin huizend in de oostelijke slottoren. Oudshoorn was bijna veertig jaar Schagen's veldwachter, van 1856 tot zijn pensionaat in 1894.
Jan Oudshoorn was in 1822 geboren in Veur (ZH). Op zijn 33ste trouwde hij in Voorschoten met de 19-jarige Dirkje Akerboom. Twee maanden erna werd Lena, hun eerste kind, geboren. Nog dezelfde dag stierf het. Jan was landbouwer, maar gooide het roer om. In 1856 solliciteerde hij naar de functie van gemeenteveldwachter in Schagen en werd aangenomen. Met Dirkje kwam hij te wonen aan de Lagezijde D 103A. Daar begonnen zij aan een schare kinderen, waarvan er - inclusief de eerste Lena - vier kort na de geboorte overleden, voordat op 10 april 1863 het eerste blijvertje in de wieg viel: Leendert. Jan en Dirkje waren net verhuisd naar de westelijke slottoren. Dat Leendert hun eerste gezonde baby was, zullen ze misschien hebben opgevat als een zegen op hun nieuwe woning. Daarin vergisten zij zich dan. Op de zeventien kinderen die Dirkje tussen 1855 en 1882 ter wereld bracht, bleken er twaalf niet levensvatbaar. Het was niet de enige deernis die ze te dragen zouden krijgen.
Zedelijke plicht
Het jaar 1894 zou het jaar worden van zijn afscheid uit de publieke dienst, hoopte Jan Oudshoorn. Hij had twee jaar eerder tijdens het werk zijn been gebroken en liep moeilijk. Zijn dagdiensten van 's morgens acht tot 's avonds half elf vielen hem te zwaar. Hij was 72 en diende in mei 1894 bij B. en W. een schriftelijk verzoek in 'om eervol ontslag tegen 1 Juli e.k. met behoud van pensioen en vrije woning en gebruik van den tuin'. Op 3 juni werd zijn brief in de gemeenteraad behandeld. Burge-meester Berman brak een lans voor de 'veteraan onder de gemeenteambtenaren. Wordt deze man nu geen pensioen toegelegd, dan moet hij in functie blijven, ook al nemen zijn krachten nog zo af, of hij zal genadebrood moeten eten, al klopt hem het hart nog zo fier in de borst'. De raad was het met haar voorzitter eens dat op haar 'de zedelijke plicht' rustte het verzoek van Oudshoorn in te willigen.
Aangename besparing
Zorgen had de raad echter over de vervanging van Oudshoorn. Sinds de geweldsuitbarstingen van 1888 rond de gemengde verkering van Guurtje Borst (lees het boek 'Het keiengericht'), was naast Oudshoorn een tweede veldwachter aangesteld in de persoon van Jan Abma. Die dubbele bezetting drukte zwaar op de gemeentekas. Als Oudshoorn vervangen zou worden en hijzelf een pensioen moest krijgen, namen de lasten nog verder toe. Besloten werd om een half jaar aan te zien of Abma de kar alleen kon trekken. De burgemeester was van mening dat de na 1888 verdubbelde politiebezetting wel weer gehalveerd kon worden en de raad volgde hem. Het wegvallen van Oudshoorn's salaris van 450 gulden per jaar, in ruil voor een pensioen van 250 gulden, leverde de gemeente een aangename besparing op. De oude veldwachter kreeg, voorafgaand aan zijn pensionering, zes maanden verlof met behoud van salaris, tot het eind van Abma's proeftermijn. Wel bleef hij nog aan als cipier.
Rampspoed en verdriet
Tijdens zijn half jaar verlof, dat Jan Oudshoorn een last van zijn schouders had moeten nemen, werden hij en zijn vrouw bezocht door twee oude bekenden: rampspoed en verdriet. In augustus werd hun schoonzoon Klaas Rootjes, gemeentesecretaris in De Bilt, betrapt op het vervalsen van gemeeteobligaties en in voorarrest geplaatst. Kort tevoren had op 11 augustus Klaas Boes Schagen verbijsterd met zijn gruwelijke moord op de weduwe Beute en haar nichtje Anna Beijers (lees het boek 'Spijkers in de spaarpot'). Ook de veldwachter buiten dienst en zijn vrouw zullen onthutst zijn geweest. Maar de klap kwam pas toen Klaas Boes bekende zijn moordplannen te hebben beraamd met zijn vriend Jan Oudshoorn junior, 16 jaar en nog thuiswonend. Het was een dolkstoot in de rug van zijn vader en moeder. Hun jongste zoon met wie ze dagelijks aan tafel zaten, die sliep onder hun dak, die zij hadden opgevoed, handlanger van een moordenaar. In januari 1895 werd junior opgepakt. In het gevang overdacht hij niet alleen zijn zonden, maar hield ook het lot van zijn zwager hem bezig, blijkens een brief aan zijn ouders: '... Lieve Ouders als U mij schrijft zal U dan ook schrijven hoe het met Rootjes afgekomen is want ik ben er erg nieuwsgierig naar. ...' De veroordelingen kwamen kort na elkaar. Klaas Rootjes kreeg drie jaar cel en Jan Oudshoorn junior achttien maanden. Dat de één een schoonzoon en de ander een zoon was van de veldwachter, maakte de schande voor Oudshoorn en zijn vrouw extra zwaar te dragen. Dirkje schreef haar zoon: '... o Jan, al had God u zich tot hem genomen, had het ons niet erger aan kunnen doen...'.
Staatsieportret
De angstgolf van de dubbele moord deed de gemeenteraad, net als in 1888, schielijk beslissen dat Schagen aan één politieman niet genoeg had. Naast Jan Abma werd in oktober 1894 de uit Warmenhuizen afkomstige Maarten Hoogland als tweede veldwachter geïnstalleerd. Jan en Dirkje Oudshoorn kregen royaal de tijd om hun verdriet en schaamte te doen slijten. Jan overleed op 91-jarige leeftijd, Dirkje op haar 92ste. Ze overleefde vijftien van haar zeventien kinderen.
Terug naar de foto van de veldwachter en zijn vrouw. Ze poseren voor de deur van hun woning. Jan een tikje zwierig in zijn zondagse pak. Dirkje in somber zwart, een in memoriam aan de elf kinderen die ze al had moeten begraven. Dit is een staatsieportret. De compositie geeft een treffend tijdsbeeld. Dirkje's zittende houding symboliseert de ondergeschiktheid aan haar echtgenoot, het breiwerk de dienstbaarheid aan haar gezin. Ik houd het erop dat de echtelieden hier de dato 19 oktober 1880 stilstaan bij hun 25-jarig huwelijk. Hij was toen 58, zij bijna 45.
.
Bronnen
BRONNEN: