Artikel

Kranten waren er aan het begin van de 18e eeuw nog nauwelijks en in Schagen nog helemaal niet. Toch gebeurde er in dat stadje natuurlijk van alles en nog wat. Zeker ook zaken die niet door de beugel konden. Daarvan werd dan wel verslag gedaan door betrokkenen, vooral uiteraard de slachtoffers, of de vermeende slachtoffers. Men ging dan naar de notaris, legde een getuigenis af, die genoteerd werd. En als het vervolgens tot een zaak kwam in de schepenrechtbank dan telde zo'n getuigenverklaring mee in de procesgang.

Een voorbeeld van zo'n getuigenverklaring vinden we in het Notarieel Archief Schagen, inventarisnummer 4587, akte 186. Wie rustig leest zal het meeste kunnen volgen, ook al is de taal soms niet meer van deze tijd. De regels zijn genummerd, zodat er en makkelijke vergelijking met het origineel mogelijk. Van het tweede en derde blad zijn afbeeldingen onderaan in dit artikel opgenomen.

Transcriptie eerste blad van akte 186

1. Op den 24e october 1711 compareerde (verscheen) voor mij
2. Pieter vander Beeck openbaer notaris binnen Scagen en de
3. nagenoemde getuijgen Jan Jacobsz Camper hem althans op
4. Lagedijck onderhoudende (wonende) , oud omtrent 59, en Pieter Adriaansz
5. den dienaer van de Justitie uijt Bersingerhorn, oud 40 jaeren,
6. en hebben ten oorsaeke van de heer Johan vander Hofstede
7. bailjou en schout deser stede onder aanbiedinge van Eed
8. (is 't noodt) verclaert waer te sijn
9. En eerstens Jan Camper, dat, nae sijn getuijgenisse, morgen
10. drie weecken geleden, sijnde geweest den 4e deser loopende maand
11. immers ten dage van de Crabbedamse kermis, hij in de avond-
12. stont is geweest ten huijse van Cornelis Soldaet op 't Noordt
13. daer mede (ook) jegenwoordigh waeren Cornelis Harcxsz en Claes Keijser
14. beijde binnen desen bedrijve (rechtsgebied, hier gewoon stad) wonende, en, nae op haer (hun) ansettinge
15. van haar (hen) starcke dranck hadde gedroncken, is op afpersinge van
16. hun beijden twee stuivers daarvoor betaelt, twelck hij in hun
17. bijsijn hadde genomen uijt sijn geldbeursje daerinne bij de (ongeveer)
18. ses guldens was, wijders gebeurt te sijn, Eerstens soe als de
19. vrouw van Cornelis Soldaet hem naemaels heeft verhaelt, dat
20. soe als hij sijn geldt uijt de sack hadde gehaelt, Cornelis
21. Harcxsz en Claes Keijser den anderen (elkaar) toe knicten. En ten
22. anderen dat hij ruijm aght ueren (na acht uur 's avonds) vandaer gegaen is gecomen sijnde
23.
24. buijten de huijsen van 't Noordt op de sandwegh in haeste
25. van aghteren sagh aencomen genoemde Cornelis Harcxsz en of
26. wel hij vraegde wat 't sijn soude, dat den selven sonder eerst
27. te spreecken, met veel craght hem stoot, dat hij voor over
28. op de wegh neder viel, dat hij een weijnigh alsoo gelegen
29. hebbende, gingh sitten en dan miste een fles met eenige kruijden
30. en sijn genoemd buultje met omtrent ses guldens aen geldt
31. en oock Cornelis Harcxsz, den welcken ten eersten (meteen) nae
32. Scagen was gekeert en of wel den deposant niet rondeman (ronduit) can
33. verclaren gesien en gevoelt te hebben, dat Cornelis Harcxsz
34. hem 't geldt heeft afgenomen, gelijck ook de fles, dat hij
35. eghter geheel seecker weet, dat hij beijde noch hadde, daer hij al
36. buijten de huijsen van 't Noort was, en dat nae 't vertreck van
37. Cornelis Harcxsz, hij 't tasje van zijn broeck daer 't geldt in
38. geweest was, geheel los van de voeringh bevond (merkte dat ...).
39. Den tweede deposant Das verclaert, dat hij op maandagh
40. laestleden des avonds omtrent elf ueren, gegaen sijnde uijt 't huijs
41. van den Heer requirant (verzoeker, hier de getuige die aan het woord is) en den deur toetreckende, ten selven tijd heeft
42. gesien, dat eene der deuren van 't huijs van Jan Schoorldam
43. insgelijcs toegetrocken wierd en daer benevens, dat twee persoonen
44. van daer, reght op hem avanceerden (op hem afkwamen), soo als hij bij de poort
45. van den adelijcken huijse van Scagen op 's Heeren straet was,
46. sijnde de een Lourens Kuijper en de andere Pieter Harcxsz, dat dese
47. laeste voor hem schietende (plots voor zijn neus staande) , seer starck op hem oogde, dat hij daer
48.
49. op uijtvarende Griet wat sal dat sijn, Lourens Cuijper vraegde
50. wie is dit, en zelfs geantwoordt hebbende, 't is Griet Das, hem
51. voorstelde of sij eens een kansje wilde waegen en nae hij sulcs
52. afgeslaegen en van haer gescheijden sijnde, haest sagh dat sij te
53. rugh nae hem toe quame, totdat hij haer gedurigh sijn naem
54. hoorende noemen, voor 't huijs van de weduwe Waterbal sigh ophield
55. en daer bij mede hoorde Cornelis Harcxsz, dat hij vervolgens
56. gecomen sijnde op, of voor de steenen brugh met veel spoet menschen
57. nae hem (achter hem aan) hoorde toe comen, en oock wel haest sagh , dat 't
58. genoemde Cuijper en Pieter Harcxsz waren, dat Cuijper allengs (langzaam, stap voor stap)
59. 't oor van de brugh en wal, won, en hem van vooren keerende
60. 't mes trock en diverse maelen, niettegenstaende gedaene warschou-
61. wingen, nae hem toe quam te snijden, dat hij eijndelijck met
62. sijn mes een korte tobacqpijp (pijp), ter lengte van omtrent een
63. handbreed, die hij in sijn mond hadde, bij de mond af sneed,
64. dat de stucken op straet vielen, dat hij deposant (hier de getuige) bij 't huijs
65. langs, nae de voordeur wijckende wel haest sagh dat Pieter
66. en Cornelis Harxcsz hem soghten te keeren (probeerden tegen te houden), gelijck sij dan en Pieter Harcxsz met 't bloot mes in de hand soo hij sagh oock
67. effectiv hem nootsaecten op de brugh voor 't huijs van Marijtje
68. Plaets te wijcken, daer op hij ten halven gecomen sijnde haer (hen)
69. is ontcomen op de laege sijde, alwaer sij hem vervolgden, en verder allengs (langzaam, voorzichtig)
70. 't kerchof tot op de Loet, die hij passeerde (overstak) en soo aghter
71. 't landt met een schuijtje over de vijver van de heer van Scagen
72. nae huijs, hebbende voorts gehoordt terwijl hij dus esschappeerde (ontsnapte)
73. dat sij seer scholden ende dreijgden sij souden hem wel anders
74. becomen (te pakken te krijgen).
75. Aldus opgeteeckent verleden (verklaard) en voltrocken ten bijwesen (in aanwezigheid) en
76. oorbaer (zoals van belang is) van Hubertus Beets en Mies Dool mijn clercqen (klerken)
77. als versoghte getuijgen en ten oirconde (om openbaar te maken) geteeckent

Jan Kamper
Pieter

HBeets MDool
P v d Beeck

 113 1387Afbeelding van blad 2

113 1388Afbeelding van blad 3

Historische Vereniging Schagen en omstreken

Schoenmakerspad 1

1741 XM Schagen