Artikel
Afbeelding: Slot Schagen door Cornelis Pronk
De testamenten van Josina van Beijeren van Schagen (± 1467-1543) - deel 2
Op 15 juni 1543 overlijdt Josina, Vrouwe van Schagen, in haar huis in Haarlem. Op haar sterfdag geeft zij nog eens duidelijk aan dat zij geen ruzie wil betreffende haar laatste wil. Maar ze vreest wel duidelijk onenigheden tussen haar verschillende familieleden. Josina doet haar best dat te voorkomen en zegt dat nog eens met zoveel woorden: “seijde mede die voorschreven Vrouwe van Schaagen totte voorschreve Mr Henderick Albreghtssoon Notaris dat hij dogh alle dinck soo vast ende sterck maacken woude (in het testament) datter ijmers (= volstrekt, beslist) geen twist onvreden ende claghte naar (= na) haar overlijden op soude mogen comen.”33) Die ruzie komt er wel, vrijwel onmiddellijk.
Johanna en Agatha worden beleend met de heerlijkheid Schagen
Johanna van Schagen, weduwe van Gijsbrecht van Schoten (en haar zuster Aechte, weduwe van Frans van Steenbeek, in haar kielzog) laat zich door de Grote Raad van Mechelen belenen met de heerlijkheid van Schagen op 9 juli 1543.34) Josina zal nog maar nauwelijks zijn bijgezet in het familiegraf in de kerk van Schagen. De Grote Raad van Mechelen passeert daarmee het Leenhof van Holland. Of dat willens en wetens gebeurt, is niet duidelijk. De argumentatie van Johanna (en Aechte) blijkt uit de sententie - het betreft een zogeheten sententie diffinitive, een definitief vonnis waarvan geen beroep meer mogelijk is - die de Grote Raad uitvaardigt op 20 september 1555, 12 jaar na het overlijden van Josina van Schagen (!)35)
Zij is de rechtmatige leenvolger van Josina, meent ze, want zij is de eerste die in aanmerking komt, omdat ze de dochter is van Willem. Hij is een broer van Albert, de vader van Josina. Jan Jansz van Schagen, de zoon van Jan, de andere broer van Albert, is immers van een generatie later; zij staat dus (samen met haar zuster Aechte, Agatha) dichter bij de eerste heer van Schagen, haar grootvader, Willem van Beijeren, bastaard van Holland. Alle andere neven en nichten uit deze derde generatie zijn inmiddels overleden. Uit het vervolg blijkt dat de erfgenamen van Jan Jansz van Schagen, Willem en zijn vrouw Elisabeth van Bronchorst, er niet over peinzen om het bevel van de Grote Raad op te volgen.
Het verzoekschrift van Johanna
Johanna (Janne) en Agatha (Aechte) van Schagen laten het daar niet bij zitten. Bovendien menen ze recht te hebben op alle zaken in Velsen die Josina geërfd heeft van haar moeder en die Josina van Schagen bij testament nalaat aan Frans en Ernst van Nijenrode, haar neven aan moederskant.36)
Wat er in de volgende vier jaar gebeurt, is niet duidelijk, maar in juli 1547 dienden Janne en Aechte een verzoek (supplicatie heet dat) in bij de Grote Raad, inhoudend dat de Raad hen de heerlijkheid toewijst, omdat de andere partij die heerlijkheid onrechtmatig gebruikte, er de vruchten van plukte en weigerde er afstand van te doen. Daarbij kwam volgens de beide zusters dat Josina toen zij haar laatste wil maakte op 15 juni 1543, niet meer goed bij haar verstand was, terwijl bovendien Willem, de huidige heer van Schagen, niet voor niets - sedert 22 oktober 1544 - onder curatele was gesteld. Ook aan zijn capaciteiten mocht derhalve wel getwijfeld worden.
De andere partij
De gedaagden, Willem, zijn curator Philips van Uuijtwijck, en Elisabeth van Bronchorst, Willems vrouw en inmiddels in zijn plaats de honneurs voor en van de heerlijkheid Schagen waarnemend, bepleitten bij de Grote Raad dat de zaak wordt verwezen naar Het Hof van Holland en wat Frans en Ernst van Nijenrode betreft naar de Raad van de stad Haarlem. Ze zetten tegenover de Grote Raad uiteen dat zij volkomen rechtmatig de heerlijkheid bezitten, verwijzend naar de rechtsgeldige testamenten van Josina van Schagen van 1535, 1541 en 1543.
Afbeelding: Gezicht op Haarlem
De getuigenverklaringen 1544 – 1549
De curator van Willem en Willems vrouw hebben inmiddels niet stil gezeten, evenmin als Frans en Ernst van Nijenrode. Zij hebben mensen uit Schagen, en in de loop der jaren bij Josina van Schagen dienstdoend personeel - veel dienstmeiden en knechten – getuigenverklaringen laten afleggen tegenover burgemeesters, schepenen en raden van Schagen, Alkmaar, Utrecht, Den Haag en Haarlem, waaruit bleek hoe ze vonden dat Josina van Schagen handelde en in het dagelijks leven stond.37) Uit al deze getuigenverklaringen bleek bovendien dat Josina tot op de laatste dag van haar leven, 15 juni 1543, helder van geest was en volkomen bij bewustzijn nog laatste wijzigingen in haar testament had laten aanbrengen. Dat Willem onder curatele was gesteld in verband met schulden, was trouwens mede te danken aan de chicanes van zijn oudtantes Janne en Aechte. Zoveel wordt duidelijk uit dit definitieve vonnis van 1555.
Vervolg rechtszaak na 1549
Partijen staan elkaar repliek en dupliek toe. Op de eis van de aanklager volgt het antwoord van de aangeklaagde; daarop kan de eiser ingaan (repliek) en vervolgens daarop de aangeklaagde (dupliek). Daarna heeft de eiser het recht nog eens met nieuwe argumenten te komen (tripliek) en de aangeklaagde met een antwoord daarop (quadrupliek). Na repliek en dupliek volgen er in dit geval inderdaad tripliek ‘bij gescrifte’ en derhalve een quadrupliek eveneens ‘bij gescrifte’. De argumenten die Johanna aanvoert in haar tripliek zijn echter praktisch gelijkluidend aan de vorige. Daartegenover staan de getuigenissen van vele personeelsleden van Josina van Schagen die door Frans en Ernst van Nijenrode en door Elisabeth van Bronchorst en Philips van Uuijtwijck worden opgetrommeld na juli 1547. Bovendien worden allen die aanwezig waren bij het voorlezen van het laatste testament op de ochtend van de sterfdag van Josina van Schagen, op 15 juni 1543, opnieuw gehoord en leggen opnieuw hun getuigenis af. Dat doen ze tegenover burgemeesters, schepenen en raad van Haarlem op 23 juni 1551. 38
Afbeelding: Plattegrond Haarlem door Willem Outgersz. Akersloot, ca. 1628, Beeldbank NHA
Een pikant detail
Pikant detail van de ochtend van 15 juni 1543 - de dag waarop Josina haar laatste testament voorgelezen krijgt en bekrachtigt - is overigens dat Johanna van Schagen in de keuken van het huis van Josina aanwezig is en daar samen met Frans en Ernst van Nijenrode tussen de middag iets zit te eten. De arts Jan Maartijnssoon Doctor gaat bij hen zitten als hij terugkomt van huis. Zij is er dus bij als de arts opnieuw naar Josina wordt geroepen: … ende es hij deposant (de getuigende arts dus) daar naa wegh gegaan ende des middaaghs wederom comende heeft hij getuijge die voorschreven Van Nijeuwenroode mitte weduwe Ghijsbrechts van Schooten genaampt Juffrou Janna van Schagen aldaar bevonden aan die tafele sitten eeten daar hij getuijgen meede bij es gegaan sitten…39)
Jan van Schagen gehoord
Op 13 september 1547 was Jan Maartensz doctor bovendien nog gehoord door burgemeester, schepenen en raad van Haarlem40) over de laatste levensperiode van Jan van Schagen, die getroffen was door een beroerte, doordat of nadat zijn nicht Josina hem nogmaals onterfd had en haar laatste wil van 1535 had herroepen. In dat testament had ze hem aangewezen als haar leenvolger van de Heerlijkheid Schagen.41) In deze getuigenverklaring staat uitvoerig beschreven hoe Jan van Schagen er in die laatste levensperiode aan toe was. Er wordt in vermeld wie hij ontmoette en hoe zijn relatie met Josina van Schagen was in die laatste periode voor hij stierf omtrent Bartelomeusdag in augustus 1542.42)
Jan Maartenssoon is ook de arts van Josina van Schagen. Soms is hij de verbindingspersoon tussen beide familieleden, zoals blijkt uit deze getuigenis. Jan van Schagen (Jan Jansz) is niet de eerste de beste, hij is vele jaren burgemeester van Haarlem en wordt in deze getuigenverklaring ook aangesproken als zodanig.
Doel getuigenverklaringen
Al deze getuigenverklaringen worden afgelegd tussen 1544 en 154943) en dienen als schriftelijk materiaal voor het gelijk van Willem van Schagen in zijn rechten op de heerlijkheid Schagen enerzijds en als weerlegging van de aanspraken, argumenten en beschuldigingen van Janne en Aechte van Schagen anderzijds.
Het definitieve vonnis van 20 september 1555
De Grote Raad van Mechelen komt uiteindelijk op 20 september 155544) (met een definitief vonnis, waarin uitvoerig wordt ingegaan op de geschiedenis die eraan voorafging van en vanaf het moment van het overlijden van Vrouwe Josina van Schagen. Er volgt een compleet overzicht van de gang van zaken zoals die in het bovenstaande is weergegeven.
Afbeelding: Zitting Grote Raad van Mechelen onder Karel de Stoute
De uitspraak is vernietigend voor Johanna van Schagen, al haar aanspraken op de heerlijkheid Schagen worden afgewezen, bovendien draait ze op voor de helft van de proceskosten. De erfgenaam en zoon van Willem, Johan van Schagen (Jan III), wordt aangewezen als de rechtmatige leenvolger in de heerlijkheid, nu onder voogdijschap staand van zijn moeder Elisabeth van Bronchorst.
Afbeelding: Schepenhuis Mechelen, zetel van het parlement (1473-1477) en van de Grote Raad (1504-1616)
Johanna en Agatha van Schagen, wie waren ze?
Johanna (Janna of Janne) van Schagen, eerst weduwe van Floris van der Boekhorst, daarna weduwe van Gijsbrecht van Schoten, is de dochter van Willem van Schagen en Duve Jacobsdochter Raat45).
Agatha (Aachte of Aechte) van Schagen, is de weduwe van Frans van Steenbeek46) of Jan van Steenbeeke47); waar deze Van Steenbeke (Jan of Frans) geboren is en/of woonde is onbekend? Hoe dat zij, onvindbaar is hij ook.
De geboortejaren van beide zussen zijn niet bekend. Het is niet onwaarschijnlijk dat Johanna de oudste van beiden is, zij neemt in elk geval steeds het voortouw en wordt ook telkens het eerst genoemd.
Floris van der Boekhorst en Gijsbert/Ghijsbrecht van Schoten
Als haar eerste man Floris van der Boekhorst sterft op 9 november 1509 in Noordwijk, wordt er een dekplaat voor zijn graf gemaakt, waarop staat wie hij was, wat hij deed en wanneer hij was overleden (zie de afbeelding hieronder). Daarnaast wordt zijn vrouw afgebeeld; er staat op wie zij was, maar niet wanneer zij was overleden. En dat is juist, want zij leeft nog. Zij hertrouwt tien jaar later, in 1519, met Gijsbert of Ghijsbrecht van Schoten, schildknaap. Van Schoten is vanaf 1520 baljuw van Kennemerland. Hij sterft waarschijnlijk in 1524, het jaar waarin hij wordt opgevolgd als baljuw door zijn broer Ysbrant van Schoten; deze sterft in 1529.48) Ze wonen vermoedelijk in Beverwijk, over Johanna wordt in ieder geval vermeld dat zij overlijdt in Beverwijk in 1567, 84 jaar oud. Dat houdt in dat zij is geboren in 1483. Als Aechte haar jongere zus is, dan zou die geboren kunnen zijn omstreeks 1486. De laatste keer dat Aechte genoemd wordt is in het verzoekschrift dat de gezusters richten tot de Grote Raad van Mechelen op 2 april 1547. Ze zal derhalve zijn overleden na 2 april 1547 en voor de datum van het definitieve vonnis van 20 september 1555.
’Wij zijn oud en weduwe’
In het stuk van de supplicatie van 2 april 154749) vinden we deze passage: “…maer dat de sake ende partien gehouden zouden worden in onsen voorschreven Grooten Rade / ende dat mids den redenen ende middelen daer op horen intimatie (= laatste dagvaarding) gefondeert was ende zunderlingen (= in het bijzonder) dat zij beijden weduwen waren oudt van daghen ende haer rechts niet verstaende ende alsoe na rechte geprevilegeert om huere partien die jonge cloecke lieden waeren ende in possessie van ’t gene dat zij heeschten (= eisten)…”.
Ze beklagen zich erover dat zij beiden weduwe zijn en oud van dagen, dat ze geen verstand hebben van de rechtsgang, terwijl de tegenpartij jong is en bovendien in het bezit van dat waarom zij verzoeken (de heerlijkheid Schagen dus). En inderdaad Johanna was op dat moment 60 jaar en Aechte achter in de vijftig.
Strijdbaar tot het einde
Johanna geeft het daarna op, ze weet dat ze met betrekking tot de heerlijkheid Schagen geen enkele kans meer heeft. Dat betekent echter niet dat ze de andere partij met rust laat, ze heeft nog altijd recht op zekere gelden gezien het testament van haar nicht Josina.
Josina, Vrouwe van Schagen, had in haar laatste wil toezeggingen gedaan aan haar neven Frans en Ernst van Nijenrode en aan haar nichten Johanna en Agatha van Schagen. Uit een sententie van 24 maart 1568 (hofstijl) en dus van 24 maart 1569, die ‘speelt’ tussen Geert van Reede Heere van Saesfelt als nazaat en schoonzoon van Ernst van Nijenrode en Adriaen van Bouchorst, als zoon van Johanna van Schagen en Floris van der Boekhorst, blijkt dat Johanna nog steeds actief is, nu als verweerster, dus als gedaagde of aangeklaagde. In deze sententie50) lezen we: “…Waer tegens vanwegen die voornoemde verweerster ende impetrante van requeste civile geallegeert ( = gratieverzoek gevraagd) is geweest dat seeckere jaren geleden deeser weerelt overleeden was binnen Haerlem Joffrouwe Josina Vrouwe van Schagen, weesende een ooms dochter van deese verweerster dat oock die voors. Vrouwe Josina voor haer overlijden besproocken ende gemaeckt hadde haer twee nichten te weeten deese verweersterende Joffrouwe Agatha van Steenbeeck haer suster die overleden is…”.
Johanna van Schagen leeft derhalve nog op 24 maart 1569. Deze rechtszaak is daarmee nog niet afgelopen. In de er op volgende acte van acquiescement (= berusting; men wordt het eens) dit zelfde onderwerp betreffende is Cornelis van Boukhorst als vertegenwoordiger van zijn vader Adriaan de ene partij en al genoemde Geert van Reede de andere. Deze acte is van 12 juli 1569.51)
Overleden in 1567 of in 1569?
Het is daarom zeer waarschijnlijk dat Johanna in de tussenliggende maanden is overleden. Niet in 1567 dus, maar in 1569, omstreeks 86 jaar oud en tot op het laatst bezig haar recht te halen of te verdedigen.
In de Leenkamer van de Graaf van Holland VIII52) staat onder nummer 99C:
- 100 Hollandse schilde, genaamd klinkerts, jaarlijks op tienden, renten en goed van Schagerkogge ende visserij aldaar en in Niedorperkogge.
Onder dit hoofd staan degenen die vanaf 1466 recht hadden op deze 100 klinkerts en op 5 januari 1570 gaat dit recht over op Adriaan van de Boekhorst. En verder:
- 5-1-1570: Adriaan van der Boekhorst, schildknaap, bij dode van Johanna van Schagen, zijn moeder. Adriaan van der Boekhorst.
Het is duidelijk dat zijn moeder, Johanna van Schagen, inmiddels en vrij kort daarvoor is overleden.
Afbeelding: Slot Schagen in 1612 door A. Rademaker
Agatha meestal genoemd Aechte van Schagen.
Haar officiële naam is Agatha van Schagen,ze is geboren voor 1500, het sterfjaar van haar vader Willem. Aangezien deze Willem, de jongste zoon van Willem van Beieren van Schagen, bastaard van Holland en eerste heer van Schagen, geboren zal zijn voor 1444, mogen we veronderstellen dat zijn huwelijk met Duve Jacobsdr Raat zal zijn voltrokken omstreeks 1470. De kinderen, twee jongens en twee meisjes zullen geboren zijn tussen – zeer ruwweg – 1470 en 1490. Aangezien Johanna, de zus van Agatha, overleden is in 1567 of 1569 (zie hierboven) en dan volgens de overlevering de leeftijd heeft van 84 of 86 jaar, moet zij geboren zijn in plusminus 1483.
Aangezien Johanna in veel zaken het initiatief neemt, is hier de veronderstelling dat Agatha haar jongere zus is. Zij zal geboren zijn tussen 1483 en 1490.
Uit de vele processtukken die zijn overgeleverd betreffende de heerlijkheid Schagen na de dood van hun nicht Josina op 15 juni 1543, blijkt dat Aechte van Schagen zal zijn overleden tussen 1545 en 1549. Ze zal dus plusminus 55 jaar, misschien 60 jaar oud zijn geworden.
In de archiefstukken betreffende de familie Van Beieren zoals bewaard in het Noord-Hollands Archief in Haarlem, bevindt zich een verzameling zeer korte uittreksels van ‘Processtukken gevonden op het adellijk huis te Schagen’54). Op een van de laatste bladzijden vinden we deze aantekening: ‘Proces- stukken tusschen Frans van Nijenrode en de Hr Ernst van Nijenrode eijsschers in reconventie en de verweerders in conventie contra Jonkvrouw Janne van Schagen weduwe wijlen Gijsbregt van Schoten en de Jonkvrouw Agatha van Scagen weduwe van Frans van Steenbeek verweerders in reconventie en eijsschers in conventie, betreffende het testament van wijlen Vrouwe Josina van Scagen’. Met deze processtukken hebben we in het bovenstaande uitvoerig kennis gemaakt.
We weten nu dat Aechte van Schagen was getrouwd met Frans van Steenbeek, ook geschreven als Steenbeeck. Over deze Frans is verder niets bekend, noch wie zijn ouders waren, noch waar hij vandaan kwam, noch waar hij woonachtig was.
Dat Aechte met een Van Steenbeeck was gehuwd, blijkt uit het gegeven dat zij een dochter heeft die Johanna van Steenbeeck heet. Deze Johanna was getrouwd met Aelbrecht de Ridder van Lunenburg.
In het Gemeentearchief Utrecht berust een regest (dat is een beknopte weergave van een akte) met de volgende inhoud55): Jfr Johanna van Steenbeeck weduwe Aelbert de Ridder van Lunenborch als enige erfgename van Jfr Agatha van Schagen haar moeder zaliger, transport coopmansbrief aan Joost Verhaer Cornelisz. Dat is een duidelijk bewijs van de relatie tussen moeder en dochter.
Een tweede bewijs van deze relatie moeder en dochter vinden we in het Nationaal Archief.56)
In de zaak hangende voor dit hof tussen joufvrouw johanna van steenbeeck weduwe van aelbrecht den ridder enig erfgen. van joufvrouwe aechte van steenbeeck haar moeder impt. (impetrante) in raeu actie contra vrouwe margriete van renesse weduwe van heer eerst van nyenrode ridder, heer geert van reede ridder als man en voogd van vrouwe geertruyt van nyenrode als enige erfgen. van vernoemde heer eerst van nyenrode, haar vader, heer pieter van pondern vicaris st. marien, mr. heynrick van medenblijck advocaat voor het hof van utrecht en jan vlug als executeurs en curateurs over jan van der does van noortwijk als enige erfgenaam van wijle frans van nyenrode in leven raad in ‘t hof van utrecht… .
Hier heet Agatha van Schagen zelfs Aechte van Steenbeeck. Duidelijker kan het niet. Bovendien treffen we haar hier aan in ’het gezelschap’ van de mensen die we al kennen uit het hele verhaal over de testamenten van haar nicht Josina van Schagen.
Aelbrecht de Ridder, de echtgenoot van Johanna van Steenbeeck, woonde in Den Haag aan het Noordeinde. In een blogspot.com staat deze aantekening57):
H-1563, Jan Claesz Vos, procureur HvH (Hof van Holland), tbv Johanna van Steenbeek, wed van jhr Aelbrecht de ridder van Lunenburg, HEE Noordeinde. N(oord) Pieter de wielmaker, Z(uid) Cornelis van Wijngaarden, O(ost) de heerstraat, W(est) de boomgaard van Jan van Dam, rekenmeester, wegens koop (710).
Aangezien Aelbrecht de Ridder in 1561 nog leeft, moet Johanna van Steenbeeck in de tussenliggende twee jaar weduwe zijn geworden.
Afbeelding: Grafzerk van Floris van der Boekhorst en Johanna van Schagen, 1509, in de Oude Jeroenskerk in Noordwijk.
Het randschrift van de man luidt: Hier leit begraven Florijs Arieansz van der Bouchorst baliew (= baljuw) van Nortich (= Noordwijk) was ende starf int jaere ons Heren XVC ende IX opten XIX dach november (19 november 1509)
Het randschrift van de vrouw luidt: Hier leit begraven (Willems?) Janna van Schagen Florijs wijf was ende starf int jaer van XVC ende (15..)
Het jaartal bij de vrouw is niet verder uitgehakt, omdat ze nog in leven was; de verwachting was kennelijk dat ze nog wel in die eeuw zou overlijden. Dat is juist gebleken, ze stierf in omstreeks 60 jaar later, in 1567 of 1569 in Beverwijk
Noten bij deel 2
33.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, fol 37r
34.)NL-HaNA_1.10.01 – 369, blad 2
35.)NL-HaNA_1.10.01 – 369.
36.)NL-HaNA_1.10.01 – 373, testament van 15 juni 1543 en HNA, toeg.nr. 133, inv.nr. 3, testament van 16 december 1541.
37.)NL-HaNA_3.01.52_A 12 en NHA, toeg.nr. 1, inv.nr.137, passim.
38.)NL-HaNA_1.10.01 – 373.
39.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, fol 16r.
40.)NL-HaNA 1.10.01.363, de getuigenverklaring van Marije Meijnaerts van 12 juli 1535.
41.)NL-HaNA_1.10.01_371.
42.)idem
43.)NL-HaNA_3.01.52_A 12 en NHA, toeg.nr. 1, inv.nr.137.
44.)NL-HaNA_1.10.01 – 369.
45.)De Kakelepost, 34e jaargang nummer 3, najaar 2019, p.21,22.
46.)HNA, toegangsnummer 137, inventarisnummer 45, p. 11
47.)Grote Raad van Mechelen, BE – T107 – 846
48.)zie noot 19; zie ook de homepage van Dé Wintersteijn en daar “Namen der Edelen ende Heeren, die in voortijden ’t Ballius ampt van Kennemer-landt hebben bekleedt.
49.)Grote Raad van Mechelen, BE – T107 – 846
50.)HNA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 48, folio 39 e.v.
51.)HNA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 48, folio 44 e.v.
52.)Leenkamer Graaf van Holland VIII Friesland 1254 – 1649.
54)NHA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 45.
55) Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, daarin de Collectie Digitale Bronnen, nadere toegang 61, inventarisnummer 45, GAU (= Gemeentearchief Utrecht) 704, 1565 2/1:
56) NA-HaNA_3.03.01.01, Hof van Holland, Civiele Zaken,1550 -1619, deel I, inventarisnummers 522-649: 537/101 31-7-1564.
57) 1530-1600.blogspot.com, betreffende inwoners van Den Haag en de plek waar ze woonden, samengesteld door Jan Clavaux.